het project | de dichter & het water | poëzie | doe mee
rivierblog |
Zuid-West-Vlaamse rivierweetjes | rivierherstel
links | realisaties | contact

De Leie is de belangrijkste rivier in onze regio. De Schelde vormt de zuidelijke grens van de Zuid-West-Vlaamse regio. De Schelde is met de Leie verbonden via het kanaal Bossuit-Kortrijk.

Het Kanaal Bossuit-Kortrijk

Het kanaal in de Zuid-West-Vlaamse regio

In het midden van de 19de eeuw was onze regio nog landelijk. Dorpen werden verbonden via enkele grotere verbindingswegen (de zogenaamde 'steenwegen'). In het zuiden van de regio lagen Zwevegem en Heestert langs zo'n steenweg die van Kortrijk over Avelgem naar Oudenaarde ging. Ook Moen lag slechts op een geringe afstand van die steenweg. Andere transportmogelijkheden waren eerder kleinschalig.
Met het graven van het kanaal van Bossuit naar Kortrijk sinds 1857 ontstonden nieuwe mogelijkheden voor de ontsluiting van de regio.
Tussen 1869 en 1881 werden er in de streek ook spoorlijnen aangelegd (Kortrijk-Avelgem-Ronse en Oudenaarde-Avelgem-Moeskroen). Door die spoorlijnen begonnen inwoners van de regio te pendelen naar de industriegebieden in de ruimere omgeving. De spoorlijnen zouden tot in 1960 blijven bestaan.

Wie heeft het kanaal gegraven?

Indertijd diende een nieuw kanaal te worden goedgekeurd met een koninklijk besluit. Het koninklijk besluit voor de aanleg van het kanaal dateert van 16 januari 1857.
Het initiatief voor het graven van het kanaal werd genomen door enkele Parijse grondbezitters die daarvoor de nodige aannemers aanstelden. De klus werd uiteindelijk op minder dan 4 jaar geklaard: op 1 oktober 1860 werd het deel van het kanaal tussen Bossuit en Moen officieel geopend in aanwezigheid van Koning Leopold I en op 1 januari 1861 werd het kanaal over zijn volledige lengte als open verklaard. Door de strenge vorst voer de eerste boot pas op 7 februari van datzelfde jaar over het traject van Bossuit naar Kortrijk.
Het kanaal was dus oorspronkelijk een privaat initiatief. Toen deze initiatiefnemers in financiële moeilijkheden kwamen nam de Belgische staat zo'n 30 jaar later het kanaal over.

Waarom Bossuit?

Bossuit was indertijd reeds een 'schippersdorp' langs de Schelde. De Schelde was toen nog niet gekanaliseerd en voorbij de Franse grens meanderde de rivier door het landschap (getuige daarvan de vele coupures in de Avelgemse Scheldemeersen). Dit traject was geen sinecure voor schippers. Veel van hen kozen voor een overnachting op dit traject. Vaak gebeurde dit in Bossuit waar er een aanlegsteiger was.

Technische gegevens van het oude kanaal.

Het oorspronkelijk gegraven kanaal was 15,387 km lang, was op de bodem zo'n 10 meter breed en 1,8 meter diep. Tijdens de 4 jaar van aanleg werkten er dagelijks bijna 1200 arbeiders (grondwerkers, steenbakkers, timmerlieden, ...). De arbeid was bijna exclusief manueel want graafmachines stonden toen nog niet ter beschikking. Er werden zelfs een honderdtal mijnwerkers ingezet om het kanaal onder de kamlijn van het interfluvium te sturen.

Over het gehele traject werden er 11 sluizen en 18 bruggen gebouwd. Nochtans bedraagt het absolute niveauverschil tussen Bossuit en Kortrijk uiteindelijk slechts 1,14 m.  De vele sluizen en bruggen waren noodzakelijk om het heuvelachtig landschap tussen Schelde en Leie te doorkruisen. £Bijna halverwege het traject moest de kamlijn worden doorkruist. Daar werd een tunnel, de Souterrain, aangelegd over een lengte van 611 meter.

De Souterrain, een bakermat voor unieke natuur.

De aanleg van deze ondergrondse doorsteek werd gestart in 1858. De tunnel had een halve cilindervorm en was zo'n 6 meter breed.
De hoogte van de tunnel varieerde van 2,5 tot 3,5 meter. Voor de tunnel gelde er eenrichtingsverkeer.
Het bouwen van de tunnel gebeurde via een ingenieus systeem: er werden verschillende putten gemaakt in de heuvel, elk tot 20 meter diep. Deze putten werden met horizontale schachten met elkaar verbonden. Voor de bouw van de tunnel werden uiteindelijk ongeveer 6 miljoen bakstenen gebruikt. Deze werden ter plaatse vervaardigd met de klei die in de onmiddellijke omgeving werd uit gegraven. Tussen de vaarweg en de tunnelrand werd een pad getrokken, een zogenaamd 'jaagpad'. Dit werd gebruikt door scheepsjagers die de boten per paard of op mankracht door de tunnel trokken. Af en toe kwam er wel eens een boot vast te zitten in de Souterrain. Enkel het verlagen van het waterpeil bood in dit geval de oplossing.
De Souterrain speelde een belangrijke strategische rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Duitse maarschalk Goering zou er geruime tijd hebben schuil gehouden en van daaruit acties hebben gepland. De Souterrain werd gebruikt tot in april 1973 (6 april, 17u55 om precies te zijn). Daarna werd de Souterrain eerst nog kort een toeristisch aantrekkingspunt. Dit duurde echter niet lang. De tunnel werd snel omwille van veiligheidsredenen (instortingsgevaar) 'afgesloten' (al waren er natuurlijk altijd durvers die het toegangsverbod om velerlei redenen naast zich neer legden). Toen het kanaal werd verbreed besliste men om de Souterrain integraal af te graven en het kanaal in een open bedding te laten stromen. Ter hoogte van het (ondertussen stopgezette) café de Souterrain snijdt het kanaal nu diep door de kamlijn. De aarde werd bijna integraal op de ene oever 'opgevoerd'. Daar ontstond het 'opgespoten terrein'. Op dit terrein ontwikkelde zich een uniek natuurgebied. Na wat conflicten met verschillende gebruikers werd het gebied een natuurgebied, oorspronkelijk het 'Kraaibos' genaamd, recentelijk wordt het gebied Orveytbos genaamd. Het gebied is ongeveer 26 hectare groot. Op de steile kanaaltaluds dagzoomden er nu voorheen afgesloten kalklagen waardoor op hun beurt ook deze taluds ontwikkelden tot uitzonderlijk waardevolle natuurgebieden. Momenteel vormen ze omwille van hun uitzonderlijke waarde het enige (beschermde) Habitatgebied in de verre omstreken.

Ontwikkelingen langs het kanaal.

Het kanaal bleek een echte aantrekkingspool. Er vestigden zich bedrijven uit verschillende sectoren langs het kanaal. Een tegelfabriek in Harelbeke. Steenbakkerijen in Kortrijk. Een suikerbietenfabriek in Zwevegem werd na financiële problemen een weverij (La Flandre). Tijdens de Tweede Wereldoorlog bouwde la Flandre hier net als langs de Schelde in Spiere een openlucht zwembad. Dit werd later echter opnieuw gedempt. Uiteindelijk werden de gebouwen in 1983 door het gemeentebestuur van Zwevegem aangekocht en werd het ontmoetingscentrum 'De Brug' er in ondergebracht. In 1880 startte ene Leo Bekaert met een prikkeldraadbedrijf. De grondstoffen werden via het kanaal uit de metalurgie aangevoerd. Rond 1974 werd in Harelbeke een nieuw industrieterrein aangelegd en werd het kanaal 'overbrugd' door de E17. Halfweg de jaren '90 van de twintigste eeuw verscheen er een drinkwaterproductiecentrum van de VMW op de kanaaloever in Stasegem. Terug in de tijd en verder stroomopwaarts werden er weverijen, steenbakkerijen die later dakpannenfabrieken werden enz. opgericht. De steenbakkerijen en dakpannenfabrieken haalden hun klei uit de kleiputten van de Kwadestraat en de Hoogmolen in Heestert. Nadat de Souterrain werd afgegraven en het kanaal nog werd verbreed rond 1975 dreigde de dakpannenfabriek te worden afgesneden van deze kleiputten. Het probleem werd opgelost met het bouwen van het smalspoorbrugje. Veel treintjes reden er niet over de brug: in 1985 stopte de dakpannenfabriek.
In 1912 werd de elektriciteitscentrale (nu bekend als 'Transfo') gebouwd en ging het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf van start.
Weinig bedrijven bleven actief langs het kanaal. In Zwevegem is er enkel nog industriële activiteit op de site van Bekaert. Verder stroomopwaarts werden oude kleiputten omgevormd tot een oorspronkelijk gemeentelijke en op vandaag intercommunale stortplaats (van IMOG). Op de IMOG-site werden ondertussen ook allerlei andere activiteiten (compostering, grofvuilsortering, ...) opgestart. Binnenkort wordt er een nieuwe laadkaai aangelegd. Samen met de activiteiten op de kaaimuren van het industriegebied langs het kanaal in Stasegem (bedrijven BSV, Devamix, Despriet Gebroeders, Casier) zorgt dit voor een heropleving van de watertrafiek op het kanaal. Nog iets meer stroomopwaarts is er nog een bloemmolen actief. Ook hier ligt er nog een kaaimuur.

Modernisering van het kanaal.

In juli 1959 leek het kanaal dringend aan modernisering toe. Door een dijkbreuk tussen de Otegemstraat in Zwevegem en de Meersstraat in Moen (tussen sluis 5 en 6) liep het kanaal leeg. Grote stukken langs het kanaal kwamen toen onder water te staan.
UIteindelijk werd in 1970 gestart met de verbreding en modernisering van het kanaal.
De bodembreedte werd van 10 meter op 28 meter gebracht, aan het wateroppervlak gaf dit een verbreding tot 45,5 m. Het kanaal werd uitgediept en is sindsdien 3,5 meter diep (dieper dan de Leie dus).

In Stasegem werd de kanaalbedding verlegd en werd de oude bedding gedempt. Op deze gedempte bedding werd het 'Kanaalbos' aangeplant. Dit wordt op vandaag door Natuurpunt beheerd. Een deel (achter de dorpskern van Stasegem) is een toegankelijk parkgebied, een ander deel is afgesloten natuurgebied. Sinds 2009 snijdt de nieuwe brug van de N391 door het kanaalbos. Deze nieuwe weg moet het zware verkeer uit de kern van Zwevegem weren.

Ter hoogte van Stasegem werd de tegelfabriek van Marbra-Lys afgebroken. Op deze plaats wordt een nieuwe woonwijk ontwikkeld.
Ter hoogte van Kortrijk wordt het kanaal opnieuw merkelijk smaller. Grote boten kunnen hier niet door en dit zorgt dus voor een bottleneck voor het transport van de Schelde naar de Leie.

Waterkwaliteit.

De waterkwaliteit in het kanaal kent een eigen geschiedenis. Het kanaal werd in Bossuit gevoed met water uit de Schelde. Dat water werd op zijn beurt vervuild door de Noord-Franse en Waalse industriegebieden. Door het oppompen in Bossuit en door het traject met veel sluizen had het water een lange verblijftijd in de kanaalbedding. Het zelfzuiverende vermogen van het water zorgde ervoor dat het kanaalwater naar het einde van het traject toe veel zuiverder was. Het kanaal staat dan ook gekend als een uitstekend viswater. Dit was ook de reden waarom er uiteindelijk een drinkwaterproductiecentrum werd ingepland. Oorspronkelijk rezen er veel bezwaren tegen dit project: door het oppompen van hoge debieten in Stasegem zou de verblijftijd van het vervuild Scheldewater worden gereduceerd waardoor het verontreinigingsfront in het kanaal opnieuw zou uitbreiden richting Kortrijk. Tussen 1990 en 2000 werd in kranten bericht over verschillende grootschalige vissterftes. Ook de hengelverenigingen waren heel kritisch. Uiteindelijk zorgde de sanering in het noorden van Frankrijk en in Wallonië voor een betere toevoer in Bossuit waardoor de waterkwaliteit opnieuw danig is verbeterd. Ter hoogte van de monding van het kanaal in de Leie (ter hoogte van Sluis 11) wordt sinds enkele jaren een 'Big Jump' georganiseerd in juli. Op die dag springen mensen uit de regio in het (propere) kanaalwater om aandacht te vragen voor propere rivieren!